EXCUSES

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

In Koloniehuis Ketelaar heb ik totaal 3 mnd. doorgebracht.

1e periode: 17 januari t/m 9 april 1958 (= 2x 6 weken).

2e periode: 3 juli t/m 12 augustus 1958.

 

Heb dus in drie groepen gezeten, vandaar dat je soms bij de foto's de aanduiding groep 1, 2 of 3 tegenkomt.

   

Voor dat nu een (lang) verhaal volgt over mijn 'kolonietijd', wil ik nog even mijn oprechte excuses aanbieden aan een dame die er ook gezeten heeft, ook ergens op een website staat en die ik nogal 'hardhandig' op de vingers 'getikt' heb over het feit dat ze schreef: 'Koloniehuis DE Ketelaar'.

Dat vond ik toen bijna een doodzonde, want het woordje DE was niet correct. Inmiddels weer een paar jaar ouder

(of ik wijzer ben geworden weet ik niet), en uiteraard is mij inmiddels gebleken dat velen het koloniehuis zo noemen.

Haar naam en emailadres weet ik niet meer, maar het leek mij toch wel zo netjes om haar publiekelijk mijn excuses aan te bieden. Tenslotte stond (staat?) mijn commentaar van destijds ook ergens op een site. Bij deze dus.

 

Uit de verhalen die ik aantrof op internet heb ik begrepen dat (helaas) veel kinderen er geen positieve herinneringen aan hebben. Hoewel ik ook wel een paar minpuntjes kan noemen, slaan die niet op mijn verblijf als geheel, maar dat was dan b.v. de karnemelkse pap (ook wel grutjespap genoemd) en de levertraan. Dat was nog gewoon de echte, in vloeibare vorm. Maar laat ik bij het begin beginnen.

 

Het begon met een bezoek aan de schoolarts (in Leiden). Dat was een mevrouw en haar naam weet ik nog, want ze zei: 'Mijn naam is makkelijk te onthouden, want ik ben een dame en ik heet Dame'. De juiste schrijfwijze weet ik niet meer, misschien werd het wel met dubbel 'a' en of met een 'n' er achter geschreven. Maar goed, ik werd gewogen en, hoewel ik echt wel redelijk kon eten, toch te licht bevonden. De schoolarts had nog even een apart gesprekje met mijn moeder en die zal wel verteld hebben dat er thuis nog wel eens spanningen tussen pa en ma waren. Grote ruzies waren er nooit en er werd ook niet geslagen, maar als kind voelde ik die spanning wel en de schoolarts dacht dat ik, mede daardoor, niet het gewicht had wat normaal was voor mijn leeftijd. Haar voorstel was dan ook om mij maar eens een tijdje naar een koloniehuis te sturen om wat aan te sterken en wat minder nerveus te worden. Dat laatste was ik inderdaad wel, maar of dat nu door de spanning kwam waag ik te betwijfelen. Volgens mij was het meer ADHD, al was dat toen nog niet bekend. Altijd rusteloos en een slecht concentratievermogen, ik was altijd zo afgeleid (is later toch nog allemaal goed gekomen).

Op zich had ik er geen bezwaar tegen om naar het koloniehuis te gaan, maar je kon er alleen maar heen als je gebit, zoals dat toen heette, 'gesaneerd' was. M.a.w. als je regelmatig naar de tandarts ging. Nou dat werd lachen, want daar was ik nog nooit geweest en poetsen deed ik nauwelijks. Toch maar gegaan. Na een bezoek of vijf, zes, was ik een aantal kiezen kwijt en die nog te redden waren waren van amalgaam vullingen voorzien. Bedenk wel: het was 1957 en de apparatuur was nog lang niet wat het tegenwoordig is. Kortom: pijn lijden in de stoel en daarna ook nog. Na het trekken van een of meerdere kiezen kreeg ik van mijn moeder een ijsje. Geweldig, de verdoving was meteen uitgewerkt… Hoewel dit dus niet leuk was, heeft dit wel tot gevolg gehad dat ik nu nog steeds mijn eigen gebit hebt. Was ik toen niet bij de tandarts geweest dan had ik nu, zeker weten, met een kunstgebit rondgelopen.

Wie zei ook weer: 'Elk nadeel heb z'n voordeel…'?

 

Op 17 januari 1958 was het zover. Ik werd door mw. Kriest, die vermoedelijk van, zoals dat toen heette, van maatschappelijk werk was, d.m.v. de bus, de trein en nog een keer de bus, vanuit Leiden naar Ellecom gebracht. Ik kwam terecht in de oudste jongensgroep en 'onze' kamer was in het achterhuis. Slapen deden wij op de tweede (zolder) verdieping van het grote huis, aan de achterzijde. Vanuit ons slaapzaaltje kon je ook buitenom, via de grote brandtrap' naar beneden (en naar boven natuurlijk).

Het was de eerste keer dat ik echt van huis was. Had wel eens een weekendje bij een broer en schoonzus gelogeerd, maar dit was toch heel anders. De eerste dagen gek van heimwee. Had dan ook maar één gedachte: ik wil naar huis! Maar hoe kon ik m'n ouders laten weten dat ik het daar echt niet kon uithouden? Even opbellen kon niet, want daar kreeg je kans niet toe en ook was die mogelijkheid er wel geweest, wij hadden thuis nog geen telefoon. Maar ik had iets anders bedacht. In de huiskamer stond een grote kast met allemaal laden. Voor elk kind eentje. Daarin zaten dan wat persoonlijke bezittingen in en later kwamen daar ook  nog de 'werkjes' bij die tijdens de handenarbeidactiviteiten gemaakt werden. Zo zat in de la ook je postpapier en wat briefkaarten. Heb toen een briefkaart en balpen in mijn zak gestopt en die ergens stiekem beschreven met een noodkreet aan mijn ouders: 'Ik hou het niet meer uit, ik wil naar huis!'

De kaart schrijven was één ding, maar posten was een ander verhaal. Hoe doe je dat ongemerkt? Zelf durfde ik dat niet, maar ik legde het probleem voor aan Jan Bongers en die zei: 'Geef maar hier, dat komt wel goed'. En ja hoor, we waren wezen wandelen en gingen terug door het dorp De Steeg, toen Jan Bongers zei: 'Alles is op de post'. Ik schrok nogal, want hij zei dat hardop waar iedereen, dus ook de juf, bij was. Wat bleek nu, hij had van de juffrouw een stapeltje brieven en kaarten gekregen die hij op de post mocht doen en daar had hij mijn briefkaart bij gestopt.

Dat kaartje veroorzaakte thuis uiteraard paniek. Mijn vader of moeder zal wel naar Ketelaar gebeld hebben en toen zal de leiding ze ongetwijfeld verteld hebben dat daar geen enkele aanleiding voor was en er volgde dan ook geen actie op. Of toch wel: uit alle laden werden kaarten, enveloppen en postzegels verwijderd. Vanaf dat moment bewaarde de leiding die voor ons. Hoewel mijn kaartje niet het resultaat had wat ik verwacht had, begreep ik daardoor dat die wel aangekomen was.

Dat mijn heimwee heel kort daarna over was kwam doordat er iets gebeurde waaraan ik de herinnering, zelfs nu nog, als iets bijzonders bij mij draag. Ik kreeg daar mijn allereerste vriendinnetje. Hoe dat ging? Op het pleintje tussen het voor- en achterhuis deden we wel eens kringspelletjes waaraan ook de oudste meisjesgroep meedeed. Hoewel de hormonen bij mij nog niet echt actief waren, mijn 'ooievaartje' sliep dus nog, was mijn oog wel op één speciaal meisje gevallen. Dié interesse was er al wel. Het was voor mij gewoon het knapste en leukste meisje wat er bij was. Naar elkaar kijken, toelachen en elkaar letterlijk treffen als partner tijdens zo'n kringspel, dat was het wel zo'n beetje, maar het was duidelijk dat wij ons tot elkaar aangetrokken voelden. Daarna nam zij, voor zover ik mij kan herinneren kan ik dat niet geweest zijn (veel te verlegen), het initiatief en kreeg ik een briefje toegespeeld door een meisje uit haar groep. Daarop stond haar naam en adres, maar behalve dat stonden er ook kruisjes op, dus de boodschap was duidelijk. Meteen een soortgelijk briefje terug geschreven en het was aan! Overigens heb ik haar briefje nog steeds, zuinig bewaard als zijnde het een kostbaar relikwie. Wat het in feite voor mij ook is. Als het briefje weer zie en lees, dan heb ik dat bijzondere gevoel van toen weer helemaal terug. In feite ben ik zo romantisch als een eikenhouten deur, maar blijkbaar toch wel gevoelig genoeg om dit zo te ervaren.

De leiding, die voor onze groep uit juf Dekker, juf Baas en juf Zwaagstra bestond, had onze romance wel in de gaten en of ze dat nu expres deden of dat het nu toevallig zo liep, we zijn in de daarop volgende weken diverse keren tijdens het wandelen de meisjesgroep tegengekomen. Gevolg: Frieda, want dat was haar naam, en ik kregen dan de kans om hand in hand te lopen. Niemand die het gek vond of er wat van zei. Het was helemaal geweldig! Kom later nog wel terug op deze romance.

 

Hoewel ik meteen na de eerste zes weken nogmaals zes weken moest blijven en zelfs later, in hetzelfde jaar er nog eens zes weken verbleef, werd het, dat zal duidelijk zijn, nooit meer zo leuk en bijzonder als in die eerste periode. Nu kwam dat niet alleen door Frieda, maar ook omdat er een jongen bij mij in de groep zat, Wim Boelhouwer, waar het erg mee klikte. We hadden nogal wat gemeenschappelijke interesses. Er was altijd wel wat waar we over konden praten. Nogal bijzonder was dat ik, mogelijk als een van de weinigen in die tijd, al als hobby fotograferen had (en nog steeds heb), dus ging mijn camera en wat filmpjes mee naar Ketelaar. Een simpele Kodak box weliswaar, maar ik heb er toch wat aardige plaatjes mee kunnen schieten. Die beelden moeten voor veel mensen wel herkenbaar zijn.

 

Nog wat algemene 'losse' herinneringen en opmerkingen.

 

De eerste periode voor mij was dus 2x6 weken. Tussen de eerste en de tweede 6 weken, hadden we een paar dagen 'vakantie'. D.w.z. we mochten wat later opstaan, werden vrij gelaten wat het eten betrof (je moest zelf maar weten hoeveel) en hoefden we niet te rusten. Dat ging ook moeilijk want het hele huis werd op z'n kop gezet vanwege een soort 'grote' schoonmaak. Verder moesten we ons zelf maar vermaken. Even geen regels, heerlijk…

 

Ergens las ik over de tafelsteen en de duivelssteen. Ik kan mij alleen de tafelsteen herinneren. Lag die andere daar in de buurt of zijn het twee benamingen voor dezelfde steen?

 

Waar we overal naar toe wandelden.

Dieren en dan gingen we de sluis en de pont bekijken. We zijn ook eens langs de rijwielfabriek van Gazelle gelopen. Veel van de foto's die ik gemaakt heb, zijn trouwens bij een fotozaakje in Dieren ontwikkeld en afgedrukt.

Ook gingen we naar Doesburg en dat was een aardige tippel, volgens mij een kilometer of vijf. Ook een heel eind lopen was het naar de Posbank. Dat was een behoorlijke heuvel (bergen hebben wij niet in Nederland) en daar bovenop was een café-restaurant. Onze juf wist dat de binnenkant nogal bijzonder was, want daar hingen opgezette koppen van wilde zwijnen en reeën en ook waren er opgezette vogels. Ze ging vragen of we even binnen mochten kijken en, jawel, dat mocht maar we moesten wel rustig zijn. Veel later is deze uitspanning afgebrand en niet meer herbouwd. Dat wilde men ook niet meer, want het was in dat natuurgebied veel te druk geworden, mede doordat je daar dat café-restaurant had. Volgens mij kwamen we op weg daar naartoe ook langs De Carolinahoeve, die diep achter in het bos lag. Ja, zelfs achter het 'wilde zwijnenbos'. Zoals bekend kreeg je vanaf de Rijksstraatweg een stukje akkerland, dan de spoorbaan (oversteken in dichte mist, dat was spannend), dan weer een stuk akkerland en dan een heel groot stuk 'gewoon bos' en dan, na de wildroosters, begon het 'wilde zwijnenbos'. Bij De Carolinahoeve kon je, en kan je nog steeds, pannenkoeken eten.

Verder gingen we naar De Steeg, even op bezoek bij het Rivierhuis, wat ook een koloniehuis was en daar zaten ook leidsters die onze leidster kenden. Ze gingen dus even bij de collega's langs. Op de terugweg gingen we dan langs kasteel Middachten en niet 'Midachter', zoals ik onder de foto geschreven heb.

Toen we daar weer eens in de buurt wandelden kwam ik, tot mijn stomme verbazing, een jongen tegen die ik kende uit mijn buurt. Hij bleek in Het Rivierhuis te verblijven.

 

Als je met je rug naar Ketelaar stond en je ging dan via het pad dat rechts lag, dus richting Dieren, het bos in, dan kreeg je aan je rechterhand (na de spoorbaan), het zogenaamde 'geitenweitje'. Een grasveld(je) met daarop een houten blokhut die van de padvinderij was.Dan kan ik mij nog een kleine houten brandtoren herinneren en natuurlijk, die grote van beton die ik ook op de foto gezet heb.

Richting De Steeg, vlak na een spoorwegovergang, aan de linkerkant, was een Joodse begraafplaats.

Dan had je in Ellecom Kindertehuis Ellinchem, wat nog steeds bestaat, zij het, door een fusie, onder een andere naam, namelijk GSJ (Gelderse Stichting Jeugdhulpverlening) Lindenhout. Eveneens in Ellecom, Christelijk Vakantieoord Jeugdland. Toen ik zeventien of achttien was ben ik, samen met een vriend daar één of twee weken met vakantie geweest. Hij had geen brommer, ik wel en zo gingen we dan samen op mijn Puch daar naar toe. Nog zonder helm en met een grote koffer achterop, dat kon toen allemaal.

 

Op de webpagina 'Diversen' staat een foto die genomen is uit een raam aan de achterzijde van Jeugdland. Je ziet daar een onbewaakte spoorwegovergang. De foto van het akkerland met het spoor is eveneens uit die tijd.

Dan nog een foto van juf Dekker met mijn ouders. Wij zaten toen in een klein pension in Apeldoorn en hadden de brommers per trein meegenomen. Mijn vader reed op een simpele Kaptein Mobylette (zonder achtervering), dus ging mijn moeder bij mij achterop de Puch en zo reden we naar Ellecom. Wat was het leven toen nog simpel.

Verder op diezelfde webpage nog wat foto's die door anderen genomen zijn. Je ziet juf Dekker met Wim de Vet wandelen, juf Dekker met een ree, groep 1 op een helling bij de brug over de IJssel bij Doesburg en een foto van de zandafgraving die lag aan de weg naar de Posbank. Onderaan die zandafgraving kwamen we nooit, want naar de Posbank gingen we door het bos. Bovenaan die zandafgraving zijn we wel geweest.

 

Ik kan me nog herinneren dat er in het bos een keer, voor een aantal dagen, een grote militaire oefening was. Legerwagens, groot en klein en veel tenten.

Die stonden dan ergens voorbij het 'geitenweitje', richting veertienwegenbank. Je had daar in buurt ook hele grote rhododendronstruiken.

 

Tijdens mijn verblijf in Ketelaar, en ik weet niet meer of dat in de eerste of de tweede zes weken was, sneeuwde het enorm. Sneeuw is altijd mooi, maar om met een dik pak sneeuw in een bos te lopen is wel heel erg mooi. Alle geluiden klinken dan heel erg gedempt, de bomen, struiken en paden zien er schilderachtig uit. Je kon ook zien waar het wild gelopen had. Na een fikse boswandeling liepen we dwars over het akkerland en zagen we dat de grond helemaal omgewoeld was. Ondanks de wildroosters waren ze toch tot daar op zoek geweest naar voedsel. Minpuntje was dat ons schoeisel niet erg geschikt was om door de sneeuw te lopen. We liepen dan op gewone rubber laarzen en, voor zover de maat het toeliet, hadden we dan wel een paar extra sokken aan, maar voor een paar uur in de sneeuw had je eigenlijk bontlaarzen nodig. Maar ook je handen werden ijskoud, want er moest natuurlijk met sneeuwballen gegooid worden. Dat deed je wel met je handschoenen of wanten aan, maar de sneeuw die daar op achterblijft smolt, dus werden ze nat. Gevolg: bij thuiskomst stonden we bijna allemaal jankend tegen de radiatoren aan, vanwege het tintelende gevoel wat je kreeg tijdens de poging om zo snel mogelijk weer een beetje warm te worden. Sneeuwpret…

 

Dan het verplichte rustuurtje aan het begin van de middag. Kan mij niet meer herinneren of dat in elke groep zo was, maar op een gegeven moment mochten wij tijdens het rusten lezen. Ik neem tenminste aan dat iedereen dat mocht, want ik kan mij niet voorstellen dat ik de enige was. Op lezen was ik helemaal gek en ik was dan ook gauw door de beschikbare voorraad boeken heen. Van juf Dekker kreeg ik toen het boek 'Razende Roeltje', geschreven door Diet Kramer, te leen. Vond ik een geweldig boek. Daarna mocht ik het tweede deel, 'Roeland Westwout' lenen. Eveneens een heel goed boek. En, het moest er een keer van komen, ik heb een aantal jaren geleden op een boekenmarkt beide boeken op de kop getikt en ze met veel plezier herlezen.

 

We het eten betreft kan ik mij een keer herinneren dat we chocoladevla gegeten hadden en 's avonds iedereen, maar dan ook iedereen, diarree had. Toen het begon lagen we al in bed. Gevolg: lange rijen met kermende kinderen, vanwege de buikpijn, voor de toiletten. en dat ging zo door tot midden in de nacht. En ik hield toch al niet van chocoladevla…

Groente waar de meeste kinderen moeite mee hadden, zoals spinazie, andijvie en lof vond ik geen enkel probleem. Natuurlijk smaakte het anders dan thuis, niet alleen door de manier van klaarmaken, maar ook door de manier van koken, namelijk door het te stomen in grote ketels (groot formaatje snelkookpan), maar ik had daar geen moeite mee. De verhalen dat je, als je iets niet lustte, het later weer voor je neus gezet werd, herken ik niet. In de groepen waar ik in zat heb ik dat niet meegemaakt. In de verhalen op internet kwam ik ook tegen dat de borden en het bestek van RVS waren. Dat zou best kunnen, maar de bekers en de borden waren volgens mij van aluminium. Zeker de bekers en die  zagen er dan ook niet uit. Dof en hier en daar met zwarte plekjes. Het ging natuurlijk allemaal in de afwasmachine en daar kan aluminium helemaal niet tegen. Al waren ze schoon, er kwam vaak een vieze lucht in je neus als je de beker aan je mond zette. O ja, we kregen een beetje water in zo'n beker bij het warme eten. Dat vond ik wel lachen, want hoewel ik dat thuis ook zo gewend was, was dat altijd tot groot ongenoegen van mijn vader, die zei namelijk dat je bij het warme eten niet moest drinken. Toen ik dus weer thuis kwam kon ik hem vertellen dat het heel gewoon was en blijkbaar niet verkeerd, want anders zouden ze dat in het koloniehuis toch niet doen. Dat daarbij de regel was: alleen drinken met lege mond, want je eten 'naar binnen spoelen' mocht niet, heb ik hem maar niet verteld.

 

Mijn vader was in die tijd vrachtwagenchauffeur en reed voornamelijk in het westen van land en af en toe in België. Bijna elke dag stuurde hij een ansichtkaart. Het begon met kaarten waar grappige tekeningen op stonden. Apen die allerlei gekke streken uithaalden en idem, met katten erop. Dat soort kaarten waren blijkbaar op een gegeven moment niet meer voorhanden en hoewel ik daar een hele verzameling van heb, zitten er geen dubbele tussen.

Daarna kreeg ik stadsgezichten, de bekende: 'Groeten uit…'

Heb ze allemaal nog.

 

Nog iets dierbaars uit die tijd. Ik zat toen op de VGLO (wat stond voor: Voorgezet Lager Onderwijs) en de meester (mijnheer Cossee) had mijn klasgenoten allemaal een brief naar mij laten schrijven. Die kreeg ik allemaal tegelijk in een grote enveloppe. Sommigen schreven twee kantjes vol en anderen maar een enkele regel, maar allemaal even leuk. Uiteraard ook bewaard (ik lijk wel een hamster…).

 

Nadat ik weer thuis was heb ik brieven geschreven naar jongens uit diverse groepen, maar ook naar juf Baas,

naar de directrice (die ook Baas heette) en juf Dekker.

Kreeg van een ieder een brief terug.

 

De afloop van de 'romance', waar ik aan het begin van dit verhaal over schreef, was niet goed, maar dat was mijn eigen schuld. Toen ik eenmaal thuis was hebben we contact per post onderhouden, maar dat waren hoofdzakelijk ansichtkaarten met weinig tekst (maar wel veel kruisjes…) en geen brieven. Omdat ik vrijwel alles uit die tijd bewaard heb en alleen maar kaarten heb kunnen vinden denk ik dat dit wel klopt. Frieda woonde ongeveer vijftien kilometer bij mij vandaan en natuurlijk kan je dan makkelijk met het openbaar vervoer, maar het kwam er maar niet van. Eenmaal weer thuis werd ik beslag genomen door school, vrienden, een jeugdvereniging waar ik op zat, kortom ik had in mijn eigen directe wereldje genoeg te doen. Het kaarten sturen stopte en toen ik ook nog eens op mijn vijftiende van school af ging om te gaan werken, werd Frieda helemaal 'vergeten'. Toch dacht ik regelmatig aan haar, maar ook omdat ik nogal verlegen van aard was, zocht ik geen contact meer. Toen ik zestien was en over eigen vervoer beschikte, ja, als je werkt dan kan je een nieuwe Puch kopen, toch maar eens richting haar woonplaats en straat gereden. Haar huis gevonden en, natuurlijk, niet aangebeld… Een paar weken later nog eens, met een vriend achterop en die zei: 'En nu ga je aanbellen'. Kon er niet meer onderuit, maar pech natuurlijk, ze was niet thuis. Een oudere broer van haar deed open en die zei dat ik haar zeker moest opbellen. De eerste stap was nu gezet en inderdaad opgebeld en een afspraak gemaakt. Op een zondagmiddag daar geweest Het bezoek was kort en niet onaangenaam maar ze had toch een vervelende mededeling: ik was te laat, want ze had kennis aan een jongen die bij de marine zat. Einde verhaal, hoewel ik zoiets wel verwacht had. Maar wat wil je als je een paar jaar wacht om je vriendinnetje op te zoeken. Toch was het prettige gevoel van die eerste vriendschap niet verdwenen. En dat was ook de reden om ooit een oproep op internet te doen om haar weer terug te vinden en nog eens te ontmoeten.

In februari 2004 heb ik een oproep geplaatst en het heeft,  meen ik, wel meer dan een jaar geduurd eer er een reactie op kwam. Ik ontving een mailtje van een mij onbekend persoon en daar stond in: 'Oproep gelezen en ik ben de zoon van Frieda'. Hij had z'n moeder al ingelicht en die wilde mij ook weer ontmoeten, dus kreeg ik een telefoonnummer en adres. Het heeft toch een paar dagen geduurd eer ik haar opbelde. Het was een heel prettig gesprek en de vriendschap van toen was ook voor haar een heel bijzondere ervaring geweest. Omdat ik toen middenin een verbouwing zat niet meteen een afspraak gemaakt, maar wel toegezegd dat ik weer contact op zou nemen. En als je dan niet uitkijkt komt er van uitstel weer (bijna) afstel. Ik had een afspraak kunnen maken, maar omdat het mij leuker leek om zomaar 'binnen te vallen', heb ik dat niet gedaan. Omdat ze samen met haar man een winkel had was het eenvoudig om het zo te doen, maar er ging alweer een hele tijd overheen eer ik, stijf van de zenuwen, de winkel binnenstapte. Het was te verwachten dat ze mij, na bijna vijftig jaar, niet zou herkennen en dat was ook zo. Toen ik haar het briefje liet zien waarmee de vriendschap begonnen was werd haar duidelijk wie ze voor zich had. Voor mij was het belangrijkste doel van dat bezoek de bevestiging van het bijzondere van die allereerste vriendschap. Niet meer en niet minder. Die bevestiging had ik eigenlijk al gekregen tijdens het telefoongesprek, maar was nu nog duidelijker. Misschien had ik daar ook behoefte aan omdat ik toch wel spijt had dat ik het contact niet vanaf het allereerste begin heb onderhouden. Een soort van schuldgevoel, ik had ze eigenlijk in de steek gelaten, althans zo heb ik dat heel lang gevoeld. Op zich ben ik al een tevreden en gelukkig mens, maar nog iets gelukkiger verliet ik de winkel.

 

Het is natuurlijk vooral mijn verhaal wat ik geschreven heb.

Toch hoop ik dat ook anderen soortgelijke positieve herinneringen hebben. Bedenk altijd: het leven is niet wat het is, maar wat je er van maakt. Een positieve instelling trekt positieve gebeurtenissen aan. Wat een negatieve instelling doet hoef ik u niet uit te leggen. Ondanks wat negatieve zaken was mijn verblijf in De Ketelaar toch vooral een positieve ervaring. Maar dat heeft u vermoedelijk al begrepen…

          

                          - TERUG NAAR DE STARTPAGINA -

 

P.S.Dan nog even dit. Op het internet komt nog een oud, niet meer werkend emailadres van mijn werk voor, maar ik ben nu, voor wat deze site betreft alleen nog bereikbaar op het adres wat op de startpagina staat.

 

 

 

 

 

 

Koloniehuis Ketelaar

Herinneringen

 

Door Henk van Gijzen (1944)